Categorie: Tekst

Tweede lockdown

Tot nu toe ging het me redelijk af. Natuurlijk, de wereld staat in brand, maar ik kon precies genoeg cognitieve dissonantie aan de dag leggen om me stiekem best happy te voelen in mijn kleine coconnetje, met man, kind, kat en gevulde koelkast. En ik bevind me ook in een bevoorrechte positie. Ik heb geen financiële zorgen, kan mijn werk grotendeels gewoon vanuit huis doen, en heb nog geen ernstig zieken in mijn directe omgeving. Dus hup, schouders eronder.

Ik weet niet exact wát er veranderd is, maar sinds dit weekend begint dat zorgvuldig getimmerde bouwwerk van acceptatie en doorzettingsvermogen vervaarlijk te kraken.

Nee, ik heb nog steeds niemand verloren, doe mijn werk graag, en heb een fijne thuissituatie. Maar het nieuws van de afgelopen week deed een emmer overlopen die klaarblijkelijk al vol zat, en ik had het niet eens door. Het schrikbarende aantal besmettingen in België (waar mijn schoonfamilie woont), de strengere maatregels, historisch warme eerste novemberdagen, Trump die wellicht herkozen wordt (of gewoon een burgeroorlog begint, weten wij veel). Het is bijna onmogelijk om me nog af te sluiten van de dreigingen van buiten.

Lees hier verder! →

Meeveren

Net als bij de miljoenennota was er maandag natuurlijk alweer van alles uitgelekt. Zogenaamd “vervelend”, maar ik weet zeker dat het kabinet die lekkages zelf ensceneert om alvast een deel van de schok weg te nemen, zodat er op dinsdagavond na de persconferentie geen rellen uitbreken. Dus was het niet eens zo spannend gisteravond. De horeca weer dicht, zalen maximaal 30 bezoekers, de hele rataplan. En hoewel we het allemaal zagen aankomen, en de maatregelen niet meer dan logisch zijn (in mijn ogen dan), toch is het weer slikken.

Ik verkeer in de gepriviligeerde omstandigheid dat ik relatief weinig zorgen heb. Ik ben de komende maanden sowieso nog een boek aan het schrijven, een bezigheid die zich perfect leent voor lockdowns. En daarna? Dat zien we dan wel weer. Maar ik maak me zorgen over mijn sector, de cultuurbusiness. Want zoals het er nu uitziet kunnen zalen pas weer meer dan 60 mensen ontvangen op het moment dat er een vaccin is en iedereen is ingeënt. Ik ben geen deskundige, maar ik durf toch te speculeren dat dat nog wel een jaartje gaat duren.

En dan? Nou, voorlopig zullen de theaters sluiten. Ga maar na: met maar 30 betalende bezoekers en geen baromzet draait iedere productie verlies. Gaat er een noodpakket zijn vanuit de overheid, of zeggen die: “Ja maar je HOEFT niet dicht”? Ik vrees het laatste. Dan zullen er een hoop zalen en festivals omvallen, en die gaan niet zomaar terugkomen.

En dan zijn er nog de bands, de theatergezelschappen, de orkesten. Hoe overbruggen die een jaar? Hoe zorgen musici dat ze in vorm blijven én dat ze te eten hebben? Een professionele carrière zet je niet zomaar een jaar stil om in een callcenter te gaan werken…

Ondertussen staan de sociale media vol met horrorverhalen uit de zorg, met de mededeling: niet klagen, COVID is erger dan een paar maandjes lockdown. En dat klopt. Maar het een sluit het ander niet uit. Soms vergeten we dat je én voor strenge maatregelen kunt zijn omdat je ziet dat die nodig zijn, én tegelijkertijd oog kunt hebben voor de menselijke en maatschappelijke drama’s die zich ondertussen voltrekken. Volgens mij is dat wat we moeten doen. Meeveren (veranderen kun je de omstandigheden toch niet), accepteren (het is nu eenmaal nodig) en oog voor elkaar houden. Geen wedstrijd in leed ontketenen: we hebben het allemaal moeilijk, op kleine en grote manieren. Zorg voor elkaar, bied troost, en zorg ondertussen ook een beetje voor jezelf. 

Tweede Golf

De rek is eruit.

Woensdagavond stond ik in de regen bij de bushalte te wachten. Naast mij, meer dan anderhalve meter verder, zat een meisje met bruine krullen. Toen ik aankwam was ze aan het praten met een donkere jongen met een petje op en een joint tussen zijn vingers. Het rook naar vroeger. Ze kenden elkaar duidelijk pas net, dat merkte je aan het voorzichtige aftasten dat bij spontane ontmoetingen hoort.
‘Vind je het erg dat ik een jointje rook?’
‘Nee joh,’ antwoordde het meisje. ‘Weet je waarom ik naar huis ga? Omdat ik dan lekker jointje kan klappen, snap je?’
De jongen gooit zijn armen in de lucht. ‘Niet! Wij zijn soulmates, man. Welke bus neem je?’
‘Lijn acht, naar Lunetten.’
’Niet waar, ik ook! Dit is mijn dag, man!’
Als ik mijn eigen bus naar huis in stap – lijn 74 – vraag ik me af hoe het kan dat dit tafereeltje me ontroert. Het moet ermee te maken hebben dat ik al zo lang geen getuige meer ben geweest van een ontmoeting tussen vreemden. We zijn inmiddels perfect getraind de vreemde ander met een boog te ontlopen, we komen niet meer in de kroeg om aan de bar aan de praat te raken met iemand die je nieuwe beste vriend van de avond blijkt te zijn, we zien in vreemden geen mogelijkheden meer, alleen nog potentiële besmetting.
En dat is het. Niet dat ik voorheen zo vaak in de kroeg kwam. Sterker nog, ik heb het idee dat ik die tijd achter me had gelaten. Maar nu ik erover nadenk: ik sprak mijn portie vreemden na mijn concerten aan de merchtafel wanneer ze een handtekening kwamen halen. Mijn vreemden waren de technici waarmee ik na de soundcheck nog even snel een bak chinees naar binnen schoof. De organisatoren van literaire festivals waarmee ik na afloop bleef kletsen. We hebben onze onbekenden nodig. Mijn kring van bekenden is overzichtelijk, waardevol en warm en zorgt ervoor dat ik niet eenzaam ben, maar blijkbaar bestaat er toch een behoefte aan contact leggen met vreemden. Het vervult me met weemoed naar een tijd die niet meer terugkomt. Het doet de vraag rijzen wat menselijkheid inhoudt.

Lees hier verder! →

Aafkes Boekentips

Ik lees veel en vaak en graag, en geef je graag leestips. Hier de beste boeken die ik de afgelopen maand las!

1. De Knetterende Schedels – Roger Van de Velde
Deze roman is eigenlijk een serie heel korte verhalen die Van de Velde schreef toen hij “in het asiel” zat. Het hele begrip “in het asiel” zitten had in de jaren zestig niks te maken met vluchtelingen, en alles met criminelen waarmee de overheid geen raad wist omdat ze psychiatrische problemen hadden. Van de Velde belandde er toen hij – verslaafd aan pijnstillers – doktersrecepten had vervalst, en overleed zes jaar later aan diezelfde verslaving. In zijn verhalen geeft Van de Velde steeds een heel korte anekdote over een medebewoner, de een nog bizarder dan de ander, maar allemaal met veel liefde, empathie en vooral met virtuoos taalgebruik opgetekend. Het leest als One Flew Over The Cuckoo’s Nest. Van de Velde is nogal in de vergetelheid geraakt, en ik ben heel blij dat deze heruitgave er is gekomen. Een prachtig portret van de psychiatrie.

2. Diaries – Eva Hesse
Eva Hesse was beeldend kunstenares, en stierf in 1970, veel te jong, aan een hersentumor. Ze woonde en werkte in New York, waar ze goed bevriend was met veel andere – bekendere – abstracte kunstenaars, zoals Sol Lewitt. Zelf lukte het haar pas kort voor haar dood om een prominente plaats in te nemen in de New Yorkse scene, en ze werd uiteindelijk vooral na haar dood bekend – maar ook weer vergeten. Zonde. Ze maakte prachtige abstracte objecten, die een organisch element introduceerden tussen de vaak cerebrale minimalistische werken van haar mannelijke collega’s. In haar dagboeken doet Hesse uitgebreid verslag van haar obsessieve werklust, haar vele twijfels en depressies, en ook van de problematische relatie die ze met haar man had. Voor iedereen die iets wil maken en daar wel eens over twijfelt: je gaat veel troost en herkenning vinden in Hesses dagboeken.

3. Het jaar van magisch denken – Joan Didion
In 2004 overlijdt na een huwelijk van bijna 40 jaar de echtgenoot van schrijfster Joan Didion. In dit boek beschrijft ze op meeslepende, ontroerende maar ook op magische wijze luchtige wijze het eerste jaar na zijn dood. Soms verdrinkt ze in herinneringen, soms in eindeloos onderzoek naar hoe hij nou precies dood is gegaan, of hoe andere culturen omgaan met rouw. Maar steeds blijft ze verder gaan, verder glijden in de tijd. Ik zou dit boek aan iedereen willen geven die ooit, lang geleden of recent, iemand verloren is. Ik ga het zelf op een dag ook vast nog nodig hebben, tot die tijd bewaar ik het en ben ik blij te weten dat het bestaat.

Haters

Soms vragen mensen me hoe ik toch omga met al die nare mensen op twitter. En het moet gezegd: er zitten een hoop nare mensen op twitter. Zeker wanneer je zoals ik de neiging hebt om tweets over politieke aangelegenheden te posten, ben je al snel het slachtoffer van een hele horde anonieme accounts die je vertellen dat je niet deugt (of juist wel, is maar net vanuit welke politieke hoek de haat komt), vaak vergezeld van een hele horde scheldwoorden en bedreigingen waar de honden geen brood van lusten. Dat is schandalig natuurlijk, maar ik kan in alle eerlijkheid zeggen: het doet me niks.

Dat is niet altijd zo geweest. De eerste keren dat ik bedreigd werd, nu een jaar of vijf geleden, was ik dagenlang overstuur en bang. Waarom haten mensen mij zo? Komen ze nu naar mijn huis om me iets aan te doen? Wie zijn toch al die anonieme mensen? Het kostte me veel moeite om het van me af te zetten. Best logisch als je bedenkt dat een aantal van die anonieme trollen me bleven bestoken met de oproep om zelfmoord te plegen. Dat ligt in mijn geval nogal gevoelig, en ik was redelijk van de kaart.

Ik schreef destijds een artikel voor de Volkskrant over anonieme pestkoppen, en interviewde daarvoor een aantal prominente mensen met veel meer volgers dan ik, die veel stelselmatiger te maken hebben met dit soort verbaal geweld. En allemaal zeiden ze me hetzelfde: “Gewoon blocken. Al die accounts blocken. Zonder blocken heb je geen leven op Twitter.” Daar had ik nog niet eerder over nagedacht. Blocken vond ik zo onaardig. Maar eerlijk is eerlijk: iemand bedreigen is ook niet heel aardig. En dus begon ik te blocken en te negeren. In het begin veel werk, maar al snel merkte ik wat een rust het oplevert.

Lees hier verder! →

fragment 7B

Sinds een paar weken ben ik weer dagelijks aan het schrijven, ditmaal aan 7B, de opvolger van Concept M. En omdat ik daar zo veel plezier in heb en jullie dat niet wil onthouden, hier alvast een korte snippet uit hoofdstuk 3!

///

Je weet nooit of de kinderen gestuurd zijn door rebellen om een konvooi op te blazen. Wie lopen er voor de Mercedes uit? Behoren ze tot dezelfde groep als de jongetjes? Menno probeert te kijken en verstevigt zijn grip op de Colt 8EU die hij gekruist voor zich draagt. De Mercedes rijdt steeds langzamer, nog een paar seconden en ze komen tot stilstand. Menno’s hoofd draait op routines die door adrenaline worden aangejaagd. Wie lopen er voor hun voertuig? Behoren ze tot een groep? Is het gecoördineerd? Een van de jongens naast hem beweegt zijn hand richting broekzak. Menno richt zijn wapen. “What are you doing”, schreeuwt hij, wetend dat hij geen antwoord zal krijgen dat er werkelijk toe doet. Zijn wijsvinger spant licht aan. De hand van het jongetje wringt zich in zijn broekzak, Menno kan niet zien of er iets in zijn zak zit dat groot genoeg is om een gevaar te vormen. “Hold your hands where I can see them!” De jongen kijkt geschrokken, maar niet geschrokken genoeg om zeker te weten dat dit de eerste keer is dat hij de loop van een wapen op zich gericht ziet. “Your hands, goddammit!” Menno geeft hem drie seconden. De tijd lijkt zich te versmallen tot een koker tussen Menno’s linkeroog en de blik van het jongetje. Een. Hij twijfelt te lang, denkt Menno. Maar hij twijfelt, dat duidt op een gebrek aan de blinde gehoorzaamheid die hij in de ogen van anderen dacht te kunnen ontwaren, net voor een explosie. Twee. Zijn vinger spant zich nog iets verder aan, tot net voor het punt waar spanning op de trekker met een korte klik overgaat in ontspanning. Haal godverdomme je hand tevoorschijn, kutjoch. Je dwingt me iets te doen waardoor we zodadelijk weer kostbare kwijt zijn aan het in bedwang houden van hordes krijsende vrouwen, huilend en gillend, armen in de lucht, de beelden zijn inmiddels clichématig geworden omdat er nou eenmaal zoveel beeldmateriaal is van groepen vrouwen, in verse rouw gedompeld. Het doet ons weinig meer, maar Menno zo mogelijk nog minder. Haal godverdomme je hand tevoorschijn. De hand van het jongetje trekt zich langzaam terug uit zijn broekzak. Heeft hij iets vast? Zijn vingers lijken gestrekt, hij kan niets vasthebben. Zijn ogen zijn nog altijd gericht op Menno, zijn hand begint te trillen. Drie. Met een stoot zet de Mercedes zich weer in beweging. Het jongetje tilt zijn beide handen razendsnel de lucht in en kijkt Menno na terwijl die zijn geweer laat zakken en ademhaalt.

///

Zwarte vierkantjes

Sinds de Amerikaanse antiracismeprotesten zijn overgewaaid naar Europa laaien er allerlei discussies op die je steeds weer ziet opflakkeren wanneer emancipatiebewegingen opeens enorm groeien – zoals toen #metoo wereldwijd aansloeg. Een van die discussies is er eentje waar ik zelf ook steeds weer tegenaan loop, namelijk: wat denken over mensen die altijd gezwegen hebben en nu “opeens” solidariteit betonen, nu je niet meer met goed fatsoen kunt achterblijven?

En aan de andere kant spreek ik mensen die denken: ik heb me nog nooit uitgelaten over racisme, is het dan niet hypocriet om nu opeens een statement te maken op de sociale media? Is dat niet een beetje makkelijk?

Begrijpelijke vragen. Persoonlijk denk ik het volgende. Iedereen die zich uitlaat over racisme heeft dat ooit voor het eerst gedaan. En of dat nou een opmerking was tegen een racistische buurman, of een zwart vierkantje op instagram: eens is de eerste keer. Bovendien is het nooit te laat om te beginnen met je uit te spreken tegen onrecht. Grijp deze kans aan. Het feit dat je overweegt om mee te doen aan de protesten – digitaal of analoog – zegt in wezen genoeg: je bent tegen racisme. Spreek je uit.

Lees hier verder! →

De recensent

Vandaag was het een Gezaghebbend Literair Recensent die het veld moest ruimen wegens onbehoorlijk gedrag richting jonge debutantes. Ik heb nooit iets van doen gehad met deze recensent, en hij heeft mij altijd genegeerd, tot één vernietigende recensie een maandje geleden, dus ik zal hier geen tirade tegen zijn persoon afsteken. Dat zou niet alleen ongeïnformeerd zijn, maar ook onvermijdelijk rieken naar rancune. En daar gaat het nu niet om.

Daar gaat heel #metoo niet over.

Elke keer dat een machtsmisbruikende hoogwaardigheidsbekleder wordt ontmaskerd is dat natuurlijk een kleine en grote overwinning voor hen die al die tijd van hem (of haar) afhankelijk zijn geweest, maar uiteindelijk gaat het niet om specifieke personen, maar om het web van constante alertheid en zelfverloochening die al deze losse personages tezamen spinnen.

Het gaat allereerst om teleurstelling. Idolen die van hun voetstuk vallen.

Het gaat om de Grote Schrijver van middelbare leeftijd wiens boeken je als tiener verslond, die je op je achttiende na een literaire avond treft in de foyer, die urenlang geïnteresseerd doet wanneer je het hebt over je eigen literaire ambities, jou vervolgens je nummer ontfutselt en je midden in de nacht een sms stuurt. “Wanneer gaan we neuken? Volgende week zijn mijn vrouw en kinderen op vakantie. Ik stuur een taxi, zeg maar welke dag.”

Het gaat om het besef dat langzaam indaalt: het hoort er nu eenmaal bij.

Het gaat om de docent op het conservatorium die je in een dronken bui vertelt dat ze jou hoe dan ook hadden aangenomen. ‘Hoe had dat anders gekund met die mooie tietjes van je?’ Het gaat erom dat je in je verwarring niet weet of je boos of gevleid moet zijn, en leert meelachen alsof je hem respecteert en exact hetzelfde zou hebben gedaan. Alsof je one of the guys bent.

Het gaat om het instinct dat je onherroepelijk ontwikkelt, het instinct om aan de kleinste details te herkennen wat iemands werkelijke intenties zijn.

Het gaat om die keer dat je als jonge artiest gesprekken voert met boekers, labelbazen en managers en verbaasd bent dat je wordt uitgenodigd door een boeker van een Groot Kantoor, en dat hij vervolgens een korte koffieafspraak rekt tot een gesprek van drie uur waarin hij weigert om over jou of je muziek te praten, maar wel zes keer laat vallen dat zijn verkering net uit is. Het gaat erom dat je nooit precies weet waarom je uitgenodigd wordt.

En het gaat over angst en walging.

Het gaat over die keer dat je je maandenlang verheugd hebt op een studiosessie met een Beroemd Producer en hij terwijl je zit te werken aan je track achter je komt staan en vanuit het niets met zijn kruis tegen je schouders begint te wrijven. Het gaat erom dat je eerst denkt: dit is niet echt, ik begrijp het vast verkeerd. En dat je pas wanneer je voelt dat hij een erectie heeft de gedachte toelaat dat het wél echt is. En dat je vervolgens tot je eigen verbijstering hem geen klap geeft, zoals je je altijd had voorgenomen, maar dat je bevriest, je schaamt en dat je gewoon terugkomt voor een volgende studiosessie, gewapend met een lijst tactieken om zonder hem te moeten beledigen toch zonder kleerscheuren de dag door te komen, omdat je die track wil afmaken en geen scène wil schoppen.

Het gaat erom dat je een lijst van tactieken hebt. Maak een grapje, wiebel je met een smoes onder een volgende afspraak uit, zorg dat je niet alleen bent, trek wijde kleding aan. En het gaat erom dat je vervolgens alsnog soms je eigen grenzen overschrijdt. Uit angst werk te verliezen, uit angst voor escalerend geweld, of gewoon omdat je je eigen grenzen al zo vaak hebt moeten verdedigen dat je te moe bent om het nog eens te doen.

Er is een recensent weg, maar er komt een volgende voor in de plaats. Het gaat om dat web van achterdocht en hoe we onszelf leren om onze instincten te negeren. De cognitieve dissonantie waarin we onszelf wijsmaken dat hij het echt heus niet zo bedoelt en dat het heus geen kwaad kan. Het gaat erom dat we ons blijven concentreren op het ontmantelen van dat web, ook na vandaag, na deze recensent, ja zelfs wanneer #metoo z’n kracht heeft verloren en alleen nog bestaat als voetnoot in de geschiedenis.

Star Trek en Corona

De afgelopen wekenheb ik een paar keer de vraag gekregen of het niet raar is om mee te maken dat je eigen sciencefictionverhaal opeens bewaarheid blijkt te worden. Nu zijn er bij die vraag wel een aantal kanttekeningen te plaatsen. Mijn debuutroman Concept M kwam uit in 2018 en gaat over het jaar 2020, waarin een mysterieuze ziekte ruim de helft van de Europese bevolking treft.

Tot zover de overeenkomsten tussen boek en realiteit – ik ben geen Nostradamus. Mijn roman gaat over een genetische afwijking die tientallen jaren nodig heeft om de helft van de bevolking te bereiken, wij leven in een pandemie die zich razendsnel ontwikkelt. Covid-19 is ook een stuk minder ongrijpbaar dan kleurloosheid (de ziekte in mijn verhaal): het is een griepvirus. Nieuw, maar tegelijkertijd geen onverwacht bezoek.

Deze tijd is naar mijn idee voor mij wel minder bevreemdend dan voor veel anderen. Dat komt niet door mijn niet-bestaande voorspellende gaven, maar – denk ik – vooral omdat ik me als sciencefictionauteur op bijna dagelijkse basis probeer voor te stellen hoe onze wereld zou kunnen veranderen door één ingrijpende gebeurtenis. In het geval van Concept M is dat een ziekte, en daarin ben ik verre van origineel. De vraag wat een allesverwoestende ziekte zou kunnen betekenen voor de mens is voer voor menig postapocalyptisch verhaal, en leidt in die verhalen niet zelden tot grootschalige ontwrichting of zelfs vernietiging van de beschaafde maatschappij die we kennen.

 

Voor De Groene Amsterdammer schreef ik een essay over sciencefiction in Coronatijden. Lees hier verder.

Podcast: De familie Romeijn

Er is fijn nieuws. Voor de VPRO en 3FM werk ik al een tijdje samen met mijn zus Anneke Romeijn aan een podcast over de familie Romeijn, waarover verhalen gaan dat die in de Tweede Wereldoorlog niet helemaal aan de juiste kant van de lijn stonden. Vandaag kondigen we de podcastserie officieel aan.

Binnen de familie Romeijn doen een hoop verhalen de ronde over de Tweede Wereldoorlog. En dan niet het soort heldenverhalen die nabestaanden van verzetsstrijders met trots vertellen, maar besmuikt gefluister dat steevast eindigt met “ik weet het ook niet precies” of “het zal allemaal wel niet zo bedoeld zijn geweest.” Zo is er oom Aart Romeijn, die in dienst van de SS stierf aan het Oostfront. Oom Gerrit Romeijn, die zo veel verdiende met het smokkelen van belangrijke documenten dat hij een privévliegtuig kocht. En dan is er nog de vader des huizes, die tijdens de oorlog als politieagent bleef werken in Amsterdam.

In deze podcast gaan de zusjes Anneke en Aafke Romeijn op zoek naar de waarheid achter deze verhalen. Ze interviewen familieleden en duiken in de archieven om uit te zoeken welke rol hun (on)besproken voorouders daadwerkelijk gespeeld hebben in de oorlog.

Maar, deze serie is niet alleen een persoonlijke zoektocht. Het is ook een onderzoek naar hoe families de donkere bladzijdes van hun gezamenlijke geschiedenis verwerken en/of verzwijgen. En hoe Nederland omgaat met een laatste groot oorlogstaboe: een substantieel deel van de Nederlandse bevolking zweeg en keek toe, of deed actief mee met de bezetter. Nu de laatste generatie die ons hierover kan vertellen langzaam uitsterft, wordt het tijd om het doopceel te lichten.