Categorie: Persoonlijk
Soms gaat het gewoon even flink mis. Ik heb een heleboel ontzettend mooie projecten in de steigers staan, waar ik veel over deel. Maar twee weken geleden maakte ik een misstap bij het boulderen. Mijn voet en onderbeen bleven staan, de rest van mijn lichaam draaide weg, ik hoorde een enorme knak en knal, en ik wist meteen: mijn knie is kapot.
En dat bleek ook. 1 klein stapje, maar mijn knie is maximaal stuk: kruisband doorgescheurd, buitenste knieband gescheurd, en mijn meniscus (waarschijnlijk) dubbelgeklapt. In een seconde ging ik van fitter dan ooit naar: niks kunnen. Nu kan ik heel voorzichtig een paar stappen zetten met krukken en een brace, en wacht ik tot mijn operatie gepland kan worden. Het revalidatietraject gaat een jaar duren.
Nou wil het stomme toeval dat ik net een maand geleden uit mijn broodfonds gestapt ben, omdat er zo veel mensen langdurig ziek waren dat het geld wat ik spaarde helemaal opgegeten was en het fonds leegliep. Dan kan ik beter voor mezelf sparen, dacht ik. Ik wilde de komende maanden de tijd nemen om me te verdiepen in sparen, beleggen en verzekeren. Nou, karma heeft me ingehaald: mijn eerste blessure ooit is meteen de volle bingokaart.
Ik schreef de songtekst voor het nieuwe klimaatlied. Wie zie ik op 31 mei tijdens de Klimaatmars op de Zuidas? Dan gaan we het samen zingen!
Het was een vreemde week. Zondagochtend stierf oma. Ze was, zoals ze zeggen, versleten, en net 89 geworden. De week ervoor was ik nog bij haar. Ik heb twee uur zitten kletsen met mijn nichtjes en neef aan haar eettafel terwijl ze lag te slapen. Ze werd niet wakker, wij lieten haar. Poes (die eigenlijk “Poes 2” heet, de eerste Poes is al een tijdje dood) hield haar nauwlettend in de gaten. Ze kwam bij ons kopjes halen, maar als oma even onregelmatig ademhaalde, sprintte ze naar het bed, sprong bovenop oma en besnuffelde bezorgd haar hele gezicht, tot ze gerustgesteld vaststelde dat oma nog steeds ademhaalde. De dag ervoor was oma nog naar rolstoeldansen geweest. Nu was ze moe, vertelde de verpleging ons. We dronken kopjes thee en aaiden oma af en toe over haar haren.
Een week later was ze dood. In alle vroegte reden we van Belgisch Limburg naar Brabant, en daar zag ik haar nog net voordat de begrafenisondernemer haar kwam halen. Haar ogen waren nog open, haar blik vreemd leeg. Haar rimpels waren verdwenen, en onder het laken leek haar lichaam gekrompen tot het formaat van een kind. Toen we vier dagen later de kist sloten, leek een deel van die initiële ontspanning alweer verdwenen. Alsof de achterblijfselen van de geest gedurende de eerste dagen na de dood nog zichtbaar zijn, maar uiteindelijk ook vertrekken, en het lichaam nog leger achterlaten dan het al was.
Twee jaar geleden plakte Vizier op Links tot tweemaal toe een sticker op mijn voordeur waar op stond dat mijn huis in de gaten werd gehouden. Wat de implicaties van dit “in de gaten houden” waren stond er natuurlijk niet bij – zo slim zijn rechtse “activisten” wel – maar ik kan je verzekeren dat het me angst aanjoeg. Ik ben in mijn leven ettelijke keren bedreigd, maar meestal bleef het bij anonieme DM’s en nachtelijke emails vol spelfouten. Daar kan ik niet wakker van liggen. Maar dat iemand daadwerkelijk voor je deur heeft gestaan, dat is andere koek.
Ik deed aangifte, samen met een aantal anderen die hetzelfde was overkomen, en het OM liet ons weten de zaak zeer serieus te nemen. Toch hoorden we nadien niks meer. Tot nu, twee jaar later, toen ik afgelopen week uit de media mocht vernemen dat het OM de zaak laat varen. Stickers plakken op iemands huis is nou eenmaal geen bedreiging, zo stelde het OM. En ze hebben echt wel hun best gedaan, maar een zaak zou kansloos zijn, zo stelde het OM. Een aantal dingen aan deze boodschap maken me triest en cynisch. Ten eerste: waarom verneem ik dit in de media, en niet gewoon van het OM zelf? Omdat het OM geen reet geeft om slachtoffers, wie net als ik een beetje van true crime podcasts houdt wist dat al lang.
Maar het tweede punt is belangrijker. Het zit zo. In 2022 ontving ik een dreigende DM op Instagram, waarna ik routineus aangifte deed. Tot dan toe was met mijn aangiftes nooit iets gebeurd, maar nu werd ik onmiddellijk teruggebeld door een officier van justitie. Het betrof een vrouw die, naar eigen zeggen, helemaal klaar was met het gedrag van anonieme dreigers, en ze liet meteen uitzoeken wie de DM had gestuurd, en liet hem nog diezelfde dag oppakken en vastzetten. Ze startte een zaak en lo en behold: hij werd veroordeeld. Kortom: het kán wel. Waarom kan een digitaal bericht leiden tot een veroordeling, maar wanneer de gekkies daadwerkelijk voor je deur staan, dan zoek je het maar uit?
Heel simpel: je moet maar net de juiste officier van justitie treffen. Eentje die er zin in heeft. Die zich druk maakt om jouw veiligheid. Of misschien nog verontrustender: die jouw politieke normen en waarden deelt.
Want ik kan mij niet aan het idee onttrekken dat ik de enige ben die last heeft van de vooringenomenheid van het openbaar ministerie. De boeren alleszins niet: die kunnen rustig brandjes stichten op elke snelweg en het Malieveld aan gort raggen met trekkers zonder dat er een vinger naar ze uitgestoken wordt. Boeren zijn namelijk zielig, hun bestaanszekerheid wordt afgepakt door klimaatbeleid – dat overigens nog altijd niet ver genoeg gaat. Ben je daarentegen een jongere en zie je dat je bestaanszekerheid door datzelfde falende beleid wordt bedreigd omdat de planeet alsnog naar de tyfus gaat: pas dan maar op. Zeg vooral niet dat je wellicht actie zal gaan voeren op een snelweg, want de politie komt je alvast van je bed lichten. Dat zagen we afgelopen week toen het OM zes activisten van Extinction Rebellion preventief oppakte wegens opruiing. Tijdens de demonstratie zelf – die in uitwerking weinig verschilde van de trekkerblokkades van de boeren – werden vervolgens nog eens honderden mensen opgepakt.
Iedereen die ooit een uurtje maatschappijleer heeft gehad over de trias politica, snapt dat het op z’n minst problematisch te noemen is wanneer openbaar aanklagers zich politiek gekleurd tonen. Natuurlijk bestaat neutraliteit niet, maar wat hier gebeurt is het tegenovergestelde: het openbaar ministerie voert politiek gedreven beleid op brede schaal, en verdedigt dit beleid keer op keer in de media en naar de politiek. Daarmee treedt het OM onze grondrechten met de voeten, en wil het slechts instaan voor individuele vrijheid op basis van politieke kleur en toeval. Ik heb enorm gebroed op een leuke uitsmijter voor dit stukje, maar die heb ik niet. Ik ben gewoon pislink dat onze rechtsstaat afbrokkelt waar je bijstaat en dat je er als individu geen reet aan kunt doen. Zelfs niet als die afbrokkeling stickers op je voordeur plakt.
Lize Korpershoek (journalist, influencer) onderging in 2012 een abortus, en schreef daar nu een column over. Dat is dapper en moedig, want je weet als vrouw (/persoon met een baarmoeder) welke bak schijt je vervolgens over je heen gaat krijgen. Ook nu weer. Yvonne Coldeweijer (“journalist”, influencer) reageerde als door een wesp gestoken dat Lize deed alsof abortus iets is “dat je bij de Wehkamp bestelt”, en dat Lize abortus “hip” zou maken. Andere mensen met onbegrijpelijk veel volgers als een Maxime Meiland vielen Coldeweijer bij, en zie daar: niet alleen een bak stront, maar een bak stront bij elkaar gescheten door invloedrijke mede-vrouwen was Lizes deel.
Nou ben ik schaamteloos fan van veel van Yvonne Coldeweijers werk (kunnen we het over hebben, maar daar gaat het nu ff niet over), maar bij deze uitlatingen moet ik toch even een grens trekken. Want waar vrouwen andere vrouwen aanvallen op de manier waarop zij over zelfbeschikkingsrecht communiceren, daar ontstaat een reis terug in de tijd in een giftige tijdmachine waar ik graag met een denkbeeldige hakbijl korte metten mee maak.
Wanneer je zegt dat een vrouw “te makkelijk” doet over abortus, dan kan ik maar een paar conclusies trekken. Ten eerste: dat je zelf waarschijnlijk nooit een abortus hebt ondergaan (anders zou je over dat “gemak” wel anders piepen), ten tweede: dat als je wél ooit een abortus hebt ondergaan, dat je dan last hebt van een terminaal gebrek aan empathie – waarvoor mijn oprechte condoleances.
Abortus is niet hip, net zomin als een snotneus hip is – en toch lopen er veel mensen mee rond in de winter. Go figure. Ik moet de eerste vrouw nog tegenkomen die het een lekker edgy idee leek om te stoppen met gangbare vormen van anticonceptie en in plaats daarvan gewoon elke keer lekker een abortusje te pakken. Als dat ooit een trend wordt dan ben ik de eerste om te stellen dat dat een volstrekt idiote trend is, maar dat is nu niet aan de orde. Wat Yvonne constateert is dat er heden ten dage makkelijker gesproken wordt over het ondergaan van abortus en alle beweegredenen die daaraan ten grondslag liggen. Daarbij moet helaas nog steeds opgemerkt worden dat ALLE beweegredenen VALIDE zijn: een vrouw hoeft zich NOOIT te verantwoorden over wat ze wel of niet in haar eigen baarmoeder uitspookt. Die discussie zijn we goddank – hoop ik – voorbij.
Dat vrouwen openlijk over het wel en wee van hun baarmoeder spreken, is voor conservatieve vrouwen als Coldeweijer en Meiland blijkbaar een steen des aanstoots, en ik heb voor hen dan ook een optimistisch advies. Als je niet over andermans baarmoeder wil horen, doe dan zoals de overheid ook adviseert wanneer je door oplichters gebeld wordt: hang op, klik weg, bel uw bank. Okee, dat laatste is minder relevant in deze context, maar je snapt wat ik bedoel. Leg dat artikel gewoon weg, scroll verder, maar hou in godsnaam je grote waffel voordat je andere vrouwen veroordeelt.
Tien jaar geleden schreef ik dat ik op 4 mei ook even dacht aan mijn oudoom Aart Romeijn, die op kerstavond 1944 omkwam aan het oostfront in Letland. Hij vocht daar voor de SS, zo ging althans het verhaal in onze familie. Zoals met mij wel vaker het geval is, onderschatte ik totaal hoe gevoelig dit onderwerp lag. Niet alleen in de buitenwereld, maar ook binnen de familie. Men wordt er liever niet aan herinnerd dat eigen bloed kwaadaardige keuzes kan maken, en toch is het zo. Ik haalde tien jaar geleden mijn berichtje maar weer snel weg, en besloot voortaan maar weer te zwijgen over mijn familiegeschiedenis.
Twee jaar geleden, op 4 mei, verscheen de podcast De Familie Romeijn, waarin mijn zusje @annekeromeijn en ik onze familiegeschiedenis nou juist wél besloten uit te zoeken. In de tussenliggende jaren bleek er iets veranderd te zijn. In de publieke sfeer werd langzaam maar zeker ook aandacht gecreëerd voor hen die sneuvelden aan de verkeerde kant van het front. Er kwamen hier en daar verhalen los over jonge jongens die met valse beloftes naar Duitsland werden gelokt. Je zou kunnen zeggen dat er sprake begon te zijn van een zekere mildheid, al is mildheid misschien een groot woord.
Verhalen vertellen is belangrijk, ook in de context van een pijnlijk oorlogsverleden. Als men kijkt naar “de vijand”, dan is het makkelijk om in ongenuanceerde en alles overstijgende grootheden te praten. Zoom je in op een individu, dan blijkt achter alle kwaadaardigheid ook een complexe menselijke geschiedenis te liggen. In onze zoektocht stuitten Anneke en ik helaas niet op een eenduidig antwoord op de vraag waarom onze oudoom Aart voor de SS koos, maar wel op aanwijzingen dat dat niet veel te maken had met politieke overtuiging.
Het zijn dagen waarin ik me ternauwernood staande hou. En het is niet eens mijn oorlog, kun je nagaan. Ik zit daar niet, te vernikkelen aan een grens, ik zit gewoon lekker in de warmte van mijn huiskamer te typen. En toch sta ik elke dag op met misselijkheid van de zenuwen. Ik wil het nieuws niet tot me nemen, maar ik verorber het als verse croissantjes met rattengif. Ik probeer niet bang te zijn maar vrees met grote vrezen, probeer de foto’s van huilende kinderen van me weg te houden, maar het voelt hypocriet om weg te kijken en dus staar ik en voel ik diepe scheuren in mijn buik.
En dan is er nog al het andere waar ik me geen zorgen over zou mogen maken. De lekkage in onze keuken die achter de keukenkastjes zit, waardoor de hele keuken eruit moet en we halsoverkop een nieuwe gaan uitzoeken. Ja, dat kost allemaal tijd en headspace, maar ik heb een huis en een spaarrekening en straks ook nog een nieuwe keuken.
Er is het grote idee voor een nieuwe roman dat me opeens overviel, midden in de nacht tijdens een halfslaap. Een idee dat radicaal anders is dan de sciencefiction die ik normaal gesproken schrijf. Een verhaal dat alle disfunctionele shit die ik voor mijn 26e uitspookte naadloos combineert met mijn Groot Lerarenverhaal dat ik al eens geschreven heb, én mijn liefde voor true crime. Een verhaal dat me nogal hoog zit, en dat ik voor mijn gevoel in razend tempo zou kunnen schrijven, nog voordat ik voor mijn Kleurlozentrilogie de mijnen van Charleroi in duik. Maar wil ik dat? Kan ik dat?
Vanochtend verscheen er voor het eerst in weken een recensie van 7B, en toen ik enthousiast begon te lezen bleek het de eerste ronduit negatieve bespreking te zijn. Goddammit, meteen terug mijn hol in, zonder zelfvertrouwen. Blijkbaar kan ik mijn personages niet tot leven wekken, strooi ik met te veel metaforen (in Concept M waren het er nog te weinig – DOSEREN, ROMEIJN) en beklijft mijn werk niet. Moet ik me dan wel als een kip zonder kop aan een nieuw project wagen?
En dan zijn er nog slechtnieuws-telefoontjes die ik moet plegen (hoort erbij als je een bedrijf runt), er is het huishouden dat vanuit alle hoeken van de kamer naar me loert, stapels was in de slaapkamer. Maar wat zeur ik? Ik heb een wasmachine, ik heb een goedlopend bedrijf, ik heb de luxe te kunnen twijfelen aan mijn volgende romanproject. Ik heb de luxe een blogpost te schrijven waarin ik de meeste zinnen begin met “ik”, omdat de oorlog nog niet in mijn achtertuin staat te wachten.
Maar zo werkt het niet hè, het relativeren van mentale kwetsbaarheid? Nee. Dat gewankel is er gewoon, en beheerst alles, of het nou terecht is of niet. Je doet er niks aan. Hoe verteren jullie de oorlog?
Man, ik hoop dat er behalve dekens, pampers en morele steun ook veel psychosociale hulpverlening klaarstaat voor de vluchtelingen die nu onze kant op komen, want het gaat nodig zijn.
Mark Rutte en Hugo de Jonge waren er duidelijk over: de nieuwe maatregelen hebben we echt aan onszelf te danken. Rutte begon zijn paternalistische persconferentie met de oproep om vooral naar onszelf te kijken in deze tijden van nood.
“Denk eens: welke stap kan ik zelf zetten? Wat kan ik nog extra doen om verspreiding te voorkomen?”
Hij noemde geen concrete voorbeelden van wat we zouden kunnen doen, maar iedereen snapt wat hij bedoelt. Afstand houden, toch maar niet gaan sporten, geen mensen thuis uitnodigen. “Een hartenkreet” noemde Rutte zijn oproep. Of we ons allemaal maar even aangesproken willen voelen, en liefst ook nog een beetje schuldig.
Deze individualisering van verantwoordelijkheid is natuurlijk het stokpaardje van het neoliberale gedachtengoed van VVD en consorten. Nooit kijken naar het eigen, falende beleid, maar altijd meteen de vinger richting het individu. Wat heb JIJ gedaan? Wat is JOUW aandeel? Tijdens deze coronacrisis proberen ze het in te pakken als een wholesome all-together-now-boodschap, “we moeten het samen doen”, cumbaya, maar het komt uiteindelijk op hetzelfde neer: het is je eigen schuld, burgertje. En kijk vooral niet naar ons, de politiek, als de pleuris uitbreekt.
Wat zou het fijn zijn als daar iets tegenover stond. Visie, bijvoorbeeld. Of een coherent crisisbeleid. Maar daarvoor hoeven we bij dit demissionaire kabinet niet aan te kloppen. “Visie is een olifant die het zicht belemmert,” zei Rutte een paar jaar geleden, en hij gedraagt zich navenant. Te laat acteren, dweilen met de kraan open, cliëntalistisch net-niks-beleid: het zijn zijn specialiteiten. Gelukkig houdt Nederland daarvan – waarom zouden we ‘m anders steeds opnieuw weer in het harnas hijsen?
De oproep van Rutte en De Jonge ging dit keer nog een stapje verder. “Ga zelf eens in gesprek met iemand die nog geen vaccin durft of wil nemen,” zei De Jonge. “Probeer hem of haar te overtuigen met de juiste feiten en cijfers.” Of we zelf voor voorlichtertje willen gaan spelen. Een epidemioloog in de uitzending was dolblij met de oproep. “Het is bewezen dat burgers niet naar de overheid luisteren, maar wel naar groepsdruk.”
Maar, Hugo, ik ben moe. Ik heb helemaal de energie niet meer om mensen te overtuigen. Sterker nog: de discussies die ik het afgelopen jaar gevoerd heb met de mensen in mijn omgeving die niet in corona geloven of twijfelen over het vaccin hebben alleen maar geleid tot verwijdering, spanning en ruzie. Deze week nog, tijdens een etentje met collega’s, vroeg ik een niet gevaccineerde collega hoe hij dacht over het feit dat 90% van de mensen op de ic’s niet gevaccineerd is.
“Dat is helemaal niet waar,” zei hij. “Dat zeggen ze alleen maar om je bang te maken.”
Wat word ik geacht te zeggen in zo’n situatie, Hugo?
We zagen de situatie aan ons tafeltje tijdens het diner binnen een paar seconden veranderen van een ontspannen samenkomst in een potentieel oorlogsgebied. Ik zag collega’s moeite doen om niet emotioneel te reageren, om niet in woede te ontsteken. En we kozen ervoor het onderwerp te laten rusten. Is dat laf, Hugo? Ontlopen we hiermee onze individuele, neoliberale verantwoordelijkheid?
Ik denk het niet. Als iemand ervoor kiest om elke vorm van wetenschap en feitelijkheid terzijde te schuiven, om te leven in een zelfverkozen web van samenzweringen, dan heeft het totaal geen zin om daar feitenkennis tegenover te zetten. Sterker nog: ik kan niet uitsluiten dat ik ervoor kies om gewoon mijn mond te houden. Om de lieve vrede te bewaren. Om de mensen met wie ik moet werken en samenleven niet nog verder van me te vervreemden. En dat is niet omdat ik denk dat ze gelijk hebben, of omdat ik laf ben, maar omdat ik er gaandeweg achter ben gekomen dat samenleving een werkwoord is. Samenleven betekent soms ook: niet de confrontatie aangaan als dat toch zinloos is.
Dus hoe graag je de verantwoordelijkheid bij mij als burger neerlegt, Hugo, ik weiger me aangesproken te voelen, laat staan schuldig. Dit is niet mijn strijd, en complotdenkers zijn niet door mij te redden. Ik ben te moe om deze handschoen op te pakken. Maakt mij dat een slechte burger? Vast. Ik geloof dat ik daarmee kan leven.
Vertel ons anders eens, Hugo, wat doe jij om deze crisis niet te verergeren?
Tijdens de #OpenUp week ging ik in gesprek met mijn kleine zusje Josje over de depressies waar we allebei last van hebben. Voor mij niks nieuws, voor haar de eerste keer dat ze er in het openbaar over spreekt. Extra hulde voor haar. Het werd een mooi, intens en bij vlagen ook heel grappig gesprek. Dank aan 3FM en omroep Human voor het podium en de aandacht voor mentale gezondheid.
Voor MUST (NTR) mocht ik een kunstwerk uitlichten dat mij inspireert. En dat was de ultieme kans om tijdens de lockdown toch even het Kunstmuseum Den Haag in te sneaken om te gaan snuffelen aan de bizarre Nieuw Babylon-maquettes van kunstenaar Constant. Waarom die mij inspireren? Omdat de openingsscène van mijn nieuwe roman 7B zich precies in zo’n gek gebouw afspeelt. MUST is op 7 april op tv te zien, maar nu al op youtube.