Deze week word ik alweer 38, en dat word ik niet in al te beste toestand. Op 13 september scheurde ik de banden in mijn rechterknie, vorige week werd ik geopereerd, en nu kan ik precies *niks*. Tot nu toe ging het hele proces me goed af: ik had vrijwel onafgebroken goede moed. Maar sinds de operatie moet ik zeggen dat het me zwaar begint te vallen. Daar was ik voor gewaarschuwd: het is een zware operatie met een heel pijnlijke nasleep en een revalidatieproces van 9 tot 12 maanden – voor niemand makkelijk.
En ze hadden gelijk. Wat me vooral zwaar valt: het slaapgebrek. Ik slaap hooguit een paar uur per nacht, omdat ik wakker lig met spierkrampen van m’n voet tot aan mijn heup. Een soort groeipijn Deluxe on steroids. Op geen enkele manier lig ik pijnloos, laat staan comfortabel. En dus zit ik ’s nachts uren youtubefilmpjes over verre oorden te bingen, en ben ik overdag duizelig en ongefocust van de moeheid. Tuurlijk, het hoort erbij en het is een fase. Maar deze week begin ik – ongetwijfeld door het slaapgebrek – voor het eerst een aantal dingen ondraaglijk te missen.
Ik mis in kleermakerszit zitten.
Ik mis outfits samenstellen op basis van wat ik wil uitstralen in plaats van hoe comfortabel ik ermee op de bank kan liggen.
Ik mis schoenen aan kunnen trekken.
Ik mis de scherpte van een uitgerust hoofd dat niet wordt afgeleid door pijn.
Ik mis zelf te kunnen bepalen waar ik ga en sta, zonder afhankelijk te zijn van wie mijn taxichauffeur wil zijn, wie er zin heeft om mijn rolstoel te duwen en of er wel een lift of ramp aanwezig is.
Ik mis leven zonder het schuldgevoel dat iedereen alles voor mij moet doen, omdat ik zelf niks kan.
Ik mis de tijd dat ik me geen gevangene voelde van een lichaam dat stuk is. Dat mijn lichaam het prachtigste gereedschap was in plaats van een onhandige kapotte machine waar ik niet uit kan ontsnappen.
Ik mis autorijden!
Ik mis bezig zijn met mijn werk, gewoon, vanzelfsprekend. De deur uitgaan, mensen ontmoeten. Niet eerst vervoer regelen en bellen om te checken of de lift werkt en hoeveel drempels en trapjes er zijn.
Ik mis gewoon even een wandelingetje maken buiten.
Ik mis zo erg dat naar bed gaan het fijnste en meest relaxte moment van de dag is, in plaats van het begin van een urenlang gevecht met pijn.
Ik mis m’n kind naar school kunnen brengen.
Hell, ik mis zelfs fietsen door de regen.
Maar ik weet ook dat dit allemaal relatief is. Ik heb een duidelijke blessure, geen potentieel dodelijke ziekte. Ik hoef geen angsten te doorstaan. Mijn aandoening heeft een duidelijke handleiding en een tijdspad. Als ik mijn best doe ben ik over een jaar weer zo goed als nieuw. Ja, dat is lang, maar het is te overzien, in tegenstelling tot wat chronisch zieken voor de kiezen krijgen. Het is, in mijn geval, een fase.
En ik weet ook dat ik elk grammetje positiviteit dat ik heb, het komende jaar hard nodig ga hebben om mezelf te blijven motiveren om – hoe traag en pijnlijk en frustrerend het ook gaat zijn – te blijven revalideren. En dus probeer ik niet te lang stil te staan bij wat ik nu allemaal mis. Het gaat terugkomen. En elk gemiste aspect van mijn bestaan dat ik terugwin ga ik vieren. Mijn 38e verjaardag breng ik door in een rolstoel, maar ik ga ervoor knokken om mijn 39e te vieren ergens dansend op een bar.