4 mei

Tien jaar geleden schreef ik dat ik op 4 mei ook even dacht aan mijn oudoom Aart Romeijn, die op kerstavond 1944 omkwam aan het oostfront in Letland. Hij vocht daar voor de SS, zo ging althans het verhaal in onze familie. Zoals met mij wel vaker het geval is, onderschatte ik totaal hoe gevoelig dit onderwerp lag. Niet alleen in de buitenwereld, maar ook binnen de familie. Men wordt er liever niet aan herinnerd dat eigen bloed kwaadaardige keuzes kan maken, en toch is het zo. Ik haalde tien jaar geleden mijn berichtje maar weer snel weg, en besloot voortaan maar weer te zwijgen over mijn familiegeschiedenis.

Twee jaar geleden, op 4 mei, verscheen de podcast De Familie Romeijn, waarin mijn zusje @annekeromeijn en ik onze familiegeschiedenis nou juist wél besloten uit te zoeken. In de tussenliggende jaren bleek er iets veranderd te zijn. In de publieke sfeer werd langzaam maar zeker ook aandacht gecreëerd voor hen die sneuvelden aan de verkeerde kant van het front. Er kwamen hier en daar verhalen los over jonge jongens die met valse beloftes naar Duitsland werden gelokt. Je zou kunnen zeggen dat er sprake begon te zijn van een zekere mildheid, al is mildheid misschien een groot woord. 

Verhalen vertellen is belangrijk, ook in de context van een pijnlijk oorlogsverleden. Als men kijkt naar “de vijand”, dan is het makkelijk om in ongenuanceerde en alles overstijgende grootheden te praten. Zoom je in op een individu, dan blijkt achter alle kwaadaardigheid ook een complexe menselijke geschiedenis te liggen. In onze zoektocht stuitten Anneke en ik helaas niet op een eenduidig antwoord op de vraag waarom onze oudoom Aart voor de SS koos, maar wel op aanwijzingen dat dat niet veel te maken had met politieke overtuiging. 

Onze overgrootouders bleken een slecht huwelijk te hebben, hij was politieagent in dienst van de bezetter, zij psychiatrisch patiënt die (wellicht bij gebrek aan behandeling) het leven van de mensen om haar heen regelmatig ondraaglijk maakte. Oom Aart was een jongen die al op jonge leeftijd zijn moeder ontvluchtte, van logeeradres naar logeeradres zwierf, in aanraking kwam met de politie, en uiteindelijk ging werken in een Duitse fabriek. Daar maakte hij uiteindelijk, begin 1944, de keuze om voor de SS naar het oostfront te gaan, samen met busladingen leeftijdsgenoten uit Amsterdam. Waarom ze dit deden? Een enkeling die na de oorlog terugkwam en erover wilde praten schetste een beeld van drang naar avontuur, nihilisme en verveling waaraan het moeilijk ontsnappen was. De SS bood – zo hoopten ze – een uitkomst. Er waren er ook die vanuit volle fascistische overtuiging naar het front trokken, maar de meesten van hen waren in 1944 al wel gesneuveld. In 1944 waren het vooral de gevangenen, de losers, de nihilisten (het wordt toch niet meer erger dan dit) die nog vertrokken. 

Oom Aart heeft het nog acht maanden volgehouden aan het front. Wat hij daar meemaakte kunnen we alleen maar raden en reconstrueren aan de hand van getuigenissen van overlevers. Het moet allesoverheersend koud zijn geweest. De Russen waren meedogenloos. De strijd was zinloos, maar bleef tot de laatste snik gevoerd worden. Aart sneuvelde ergens in een bos, in de sneeuw, door een nekschot. Of hij geëxecuteerd is door een Rus of door een van zijn eigen collega’s, dat weten we niet. Maar hoe meer ik las over de omstandigheden aan het oostfront die laatste winter, hoe meer Aart veranderde van een familiaire vijand in een tragisch figuur die gruwelijk aan zijn einde kwam.

Op 4 mei gedenken we hen die stierven in oorlogen. Ik vraag mij wel eens af, wanneer je weet dat het gedaan is, dat je gaat sterven ergens in het landschap op een plek die niet je thuis is, maakt het dan nog uit dat het “voor de goede zaak” is? Is niet elk sterven aan een front bij voorbaat zinloos? Is het mogelijk je eigen sterven als zinvol te zien, in het licht van de dood? Ik kan het Aart Romeijn niet meer vragen. De Russen die nu onze Europese vijand zijn, vertoonden aan het eind van de Tweede Wereldoorlog exact hetzelfde misdadige gedrag als nu, maar werden toen als helden en bevrijders onthaald. Hoe relatief en vloeibaar zijn termen als “held” en “vijand”? 

Sinds de nieuwste oorlog ratelt het maar door in mijn hoofd. Antwoorden zijn er niet. Maar ik heb wel besloten mezelf toe te staan om op 4 mei ook even te denken aan oom Aart, die begraven ligt in Letland, en aan wiens graf in tachtig jaar nog niemand heeft gestaan.

[de podcast De Familie Romeijn is te beluisteren via alle podcastapps en Spotify]

Een reactie op “4 mei”

  1. Martin Zwart schreef:

    Bekend, dit verhaal. Ook ik heb een “foute” oud-oom. Kees destijds 17 of 18 jaar, de jongste broer van mijn moeder, meldde zich ook bij de SS buiten medeweten van zijn ouders, mijn grootouders. De laatsten hebben, volgens de overlevering, nog bij de Duitse plaatselijke, Utrechtse, bevelhebbende instanties geprobeerd zijn aanmelding te annuleren hetgeen natuurlijk niet lukte. Nooit meer iets van gehoord. Enkele jaren terug vond ik op internet een familie stamboom waarop vermeld stond dat hij in 1944 in een van de Baltische Staten is gesneuveld. Er werd tijdens familiebijeenkomsten nagenoeg nooit over hem gesproken. Triest.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *