Categorie: Persoonlijk
Een paar dagen geleden reed ik op de A12 bij Zoetermeer toen ik een enorm billboard zag met een advertentie voor de “Week van het ongeboren leven”. Elk jaar opnieuw zie ik deze campagne, en elk jaar is het weer alsof iemand me een mes in de ribben douwt. En dat terwijl ik zelf het geluk heb gehad nooit een abortus te hoeven ondergaan. Kun je nagaan hoe het moet voelen wanneer je dat geluk niet hebt gehad.
Want zo zie ik het: geluk of pech. Ik ken veel meisjes en vrouwen die voor een abortus hebben gekozen, maar ik ken er geen die daar lichtzinnig over gedaan heeft. In vrijwel alle gevallen was de zwangerschap botte pech. Zwanger dwars door de pil of het spiraaltje heen, zwanger na ongewenste seks, zwanger omdat fatsoenlijke voorlichting ontbrak, of een gewenste zwangerschap van een zwaar gehandicapte vrucht. Dat is geen domheid of laksheid, het kan ieder van ons overkomen, mij ook. Ik heb het geluk gehad dat dat nooit is gebeurd.
Was het wel gebeurd, dan weet ik zeker dat het voor mij – net als voor andere vrouwen – een helse keuze zou zijn geweest. En toch maak je die keuze in sommige gevallen. Want met een abortus kies je niet voor de dood, je kiest voor twee levens. Enerzijds dat van jezelf, waarin voor een ongewenst kind geen plaats is, anderzijds voor het hypothetische leven in je buik, dat om allerlei redenen een ongelukkig leven zou zijn geworden. Dat is geen fijne of mooie keuze, vrouwen nemen geen abortus omdat het een leuk uitje is. Wanneer begint conservatief Nederland dat nu eens te geloven?
Tot nu toe ging het me redelijk af. Natuurlijk, de wereld staat in brand, maar ik kon precies genoeg cognitieve dissonantie aan de dag leggen om me stiekem best happy te voelen in mijn kleine coconnetje, met man, kind, kat en gevulde koelkast. En ik bevind me ook in een bevoorrechte positie. Ik heb geen financiële zorgen, kan mijn werk grotendeels gewoon vanuit huis doen, en heb nog geen ernstig zieken in mijn directe omgeving. Dus hup, schouders eronder.
Ik weet niet exact wát er veranderd is, maar sinds dit weekend begint dat zorgvuldig getimmerde bouwwerk van acceptatie en doorzettingsvermogen vervaarlijk te kraken.
Nee, ik heb nog steeds niemand verloren, doe mijn werk graag, en heb een fijne thuissituatie. Maar het nieuws van de afgelopen week deed een emmer overlopen die klaarblijkelijk al vol zat, en ik had het niet eens door. Het schrikbarende aantal besmettingen in België (waar mijn schoonfamilie woont), de strengere maatregels, historisch warme eerste novemberdagen, Trump die wellicht herkozen wordt (of gewoon een burgeroorlog begint, weten wij veel). Het is bijna onmogelijk om me nog af te sluiten van de dreigingen van buiten.
Net als bij de miljoenennota was er maandag natuurlijk alweer van alles uitgelekt. Zogenaamd “vervelend”, maar ik weet zeker dat het kabinet die lekkages zelf ensceneert om alvast een deel van de schok weg te nemen, zodat er op dinsdagavond na de persconferentie geen rellen uitbreken. Dus was het niet eens zo spannend gisteravond. De horeca weer dicht, zalen maximaal 30 bezoekers, de hele rataplan. En hoewel we het allemaal zagen aankomen, en de maatregelen niet meer dan logisch zijn (in mijn ogen dan), toch is het weer slikken.
Ik verkeer in de gepriviligeerde omstandigheid dat ik relatief weinig zorgen heb. Ik ben de komende maanden sowieso nog een boek aan het schrijven, een bezigheid die zich perfect leent voor lockdowns. En daarna? Dat zien we dan wel weer. Maar ik maak me zorgen over mijn sector, de cultuurbusiness. Want zoals het er nu uitziet kunnen zalen pas weer meer dan 60 mensen ontvangen op het moment dat er een vaccin is en iedereen is ingeënt. Ik ben geen deskundige, maar ik durf toch te speculeren dat dat nog wel een jaartje gaat duren.
En dan? Nou, voorlopig zullen de theaters sluiten. Ga maar na: met maar 30 betalende bezoekers en geen baromzet draait iedere productie verlies. Gaat er een noodpakket zijn vanuit de overheid, of zeggen die: “Ja maar je HOEFT niet dicht”? Ik vrees het laatste. Dan zullen er een hoop zalen en festivals omvallen, en die gaan niet zomaar terugkomen.
En dan zijn er nog de bands, de theatergezelschappen, de orkesten. Hoe overbruggen die een jaar? Hoe zorgen musici dat ze in vorm blijven én dat ze te eten hebben? Een professionele carrière zet je niet zomaar een jaar stil om in een callcenter te gaan werken…
Ondertussen staan de sociale media vol met horrorverhalen uit de zorg, met de mededeling: niet klagen, COVID is erger dan een paar maandjes lockdown. En dat klopt. Maar het een sluit het ander niet uit. Soms vergeten we dat je én voor strenge maatregelen kunt zijn omdat je ziet dat die nodig zijn, én tegelijkertijd oog kunt hebben voor de menselijke en maatschappelijke drama’s die zich ondertussen voltrekken. Volgens mij is dat wat we moeten doen. Meeveren (veranderen kun je de omstandigheden toch niet), accepteren (het is nu eenmaal nodig) en oog voor elkaar houden. Geen wedstrijd in leed ontketenen: we hebben het allemaal moeilijk, op kleine en grote manieren. Zorg voor elkaar, bied troost, en zorg ondertussen ook een beetje voor jezelf.
Ik lees veel en vaak en graag, en geef je graag leestips. Hier de beste boeken die ik de afgelopen maand las!
1. De Knetterende Schedels – Roger Van de Velde
Deze roman is eigenlijk een serie heel korte verhalen die Van de Velde schreef toen hij “in het asiel” zat. Het hele begrip “in het asiel” zitten had in de jaren zestig niks te maken met vluchtelingen, en alles met criminelen waarmee de overheid geen raad wist omdat ze psychiatrische problemen hadden. Van de Velde belandde er toen hij – verslaafd aan pijnstillers – doktersrecepten had vervalst, en overleed zes jaar later aan diezelfde verslaving. In zijn verhalen geeft Van de Velde steeds een heel korte anekdote over een medebewoner, de een nog bizarder dan de ander, maar allemaal met veel liefde, empathie en vooral met virtuoos taalgebruik opgetekend. Het leest als One Flew Over The Cuckoo’s Nest. Van de Velde is nogal in de vergetelheid geraakt, en ik ben heel blij dat deze heruitgave er is gekomen. Een prachtig portret van de psychiatrie.
2. Diaries – Eva Hesse
Eva Hesse was beeldend kunstenares, en stierf in 1970, veel te jong, aan een hersentumor. Ze woonde en werkte in New York, waar ze goed bevriend was met veel andere – bekendere – abstracte kunstenaars, zoals Sol Lewitt. Zelf lukte het haar pas kort voor haar dood om een prominente plaats in te nemen in de New Yorkse scene, en ze werd uiteindelijk vooral na haar dood bekend – maar ook weer vergeten. Zonde. Ze maakte prachtige abstracte objecten, die een organisch element introduceerden tussen de vaak cerebrale minimalistische werken van haar mannelijke collega’s. In haar dagboeken doet Hesse uitgebreid verslag van haar obsessieve werklust, haar vele twijfels en depressies, en ook van de problematische relatie die ze met haar man had. Voor iedereen die iets wil maken en daar wel eens over twijfelt: je gaat veel troost en herkenning vinden in Hesses dagboeken.
3. Het jaar van magisch denken – Joan Didion
In 2004 overlijdt na een huwelijk van bijna 40 jaar de echtgenoot van schrijfster Joan Didion. In dit boek beschrijft ze op meeslepende, ontroerende maar ook op magische wijze luchtige wijze het eerste jaar na zijn dood. Soms verdrinkt ze in herinneringen, soms in eindeloos onderzoek naar hoe hij nou precies dood is gegaan, of hoe andere culturen omgaan met rouw. Maar steeds blijft ze verder gaan, verder glijden in de tijd. Ik zou dit boek aan iedereen willen geven die ooit, lang geleden of recent, iemand verloren is. Ik ga het zelf op een dag ook vast nog nodig hebben, tot die tijd bewaar ik het en ben ik blij te weten dat het bestaat.
In de 3FM-podcast De Koffer Van Kevin praat ik over paniekaanvallen, en welke kunst de meeste indruk op mij maakte. Luisteren kan hier!
Ik heb altijd een haat-liefdeverhouding gehad met concerten geven. Dat wil zeggen: in 90% van de gevallen is het pure liefde. Ik voel me thuis op het podium, vind niets zo fijn als contact maken met het publiek, zien dat mensen genieten, en proberen boven mezelf uit te stijgen. Als ik eenmaal op een podium sta is er geen ruimte voor depressie of angst, daar ben ik gewoon Aafke die gaat optreden en daar heb ik mijn volle aandacht en concentratie voor nodig. Dus ook als ik totaal niet lekker in mijn vel zit, werkt optreden als een medicijn. Ik kom altijd beter van het podium dan dat ik erop ging.
Maar in die overige 10% van de gevallen… ben ik zenuwachtig. En niet zomaar een beetje kriebels, maar echt full blown paniekerig. Ik zweet, tril, heb angstaanvallen, en snap niet waarom ik ooit bedacht heb dat muzikant zijn een goed idee was. Die zenuwen zijn weg zodra ik op het podium sta, alleen die uren ervoor zijn echt slopend. Het is ook niet voorspelbaar voor welke show ik nerveus zal zijn: het steekt bijna random de kop op en als het er eenmaal is dan kan ik er niet aan ontsnappen.
Alhoewel, helemaal onvoorspelbaar is het nou ook weer niet. Ik ben voor belangrijke/grote shows en shows waar ik veel nieuw werk ga spelen vaker nerveus dan voor kleine shows die ik op routine kan draaien. Op zich logisch natuurlijk, maar ook vervelend, want belangrijke shows zijn… juist ja: belangrijk. Het plannen van een tour is dan ook altijd een emotioneel huzarenstukje. Aan de ene kant sta ik te juichen bij iedere bevestigde show die ik mag aankondigen, het zijn allemaal kleine cadeautjes. Aan de andere kant probeer ik direct mijn agenda voor en na de speeldagen vrij te maken, zodat ik rust kan nemen als ik overvallen word door zenuwen.
Deze zomer was wat dat betreft een grote achtbaan. Eerst zou ik voor het eerst een heel festivalseizoen draaien in België (YES!), daarna ging opeens niks meer door (OH NO! en later: OK! VAKANTIE!), en nu worden er halsoverkop ontzettend veel kleinschaligere evenementen georganiseerd in België, waardoor ik alsnog een superdrukke tweede helft van de zomer ga krijgen (YES!!! BELGIË, HERE WE COME!). Eerder zou ik door het snelle omschakelen alleen al nerveus zijn geworden, want grote veranderingen in mijn planning en agenda zijn zeg maar niet echt mijn ding (ja, ik hoor je denken: hoezo kies je dan niet voor een kantoorbaan? Goede vraag!). Maar nu is er iets geks aan de hand.
Sinds ik mijn nieuwe medicijnen slik ben ik niet meer nerveus. Niet meer voor drukke dagen, niet meer voor plotselinge veranderingen, en ook niet meer voor concerten. Huh, kan dat? Blijkbaar! De grootste tekst moet nog komen: volgende week vrijdag is de eerste show in België pas, maar tot nu toe ben ik verdacht rustig. Ik heb er vooral heel veel zin in. Maar echt. Een half jaar niet gespeeld, en nu krijg ik de kans om voor een heel nieuw publiek mijn allerbeste show te laten horen, dat is echt het snoepje van deze zomer. Ik hoop dat jullie erbij kunnen zijn!
(ps: voor mijn shows, kijk bij de livedata rechts op deze site! :-))
Soms vragen mensen me hoe ik toch omga met al die nare mensen op twitter. En het moet gezegd: er zitten een hoop nare mensen op twitter. Zeker wanneer je zoals ik de neiging hebt om tweets over politieke aangelegenheden te posten, ben je al snel het slachtoffer van een hele horde anonieme accounts die je vertellen dat je niet deugt (of juist wel, is maar net vanuit welke politieke hoek de haat komt), vaak vergezeld van een hele horde scheldwoorden en bedreigingen waar de honden geen brood van lusten. Dat is schandalig natuurlijk, maar ik kan in alle eerlijkheid zeggen: het doet me niks.
Dat is niet altijd zo geweest. De eerste keren dat ik bedreigd werd, nu een jaar of vijf geleden, was ik dagenlang overstuur en bang. Waarom haten mensen mij zo? Komen ze nu naar mijn huis om me iets aan te doen? Wie zijn toch al die anonieme mensen? Het kostte me veel moeite om het van me af te zetten. Best logisch als je bedenkt dat een aantal van die anonieme trollen me bleven bestoken met de oproep om zelfmoord te plegen. Dat ligt in mijn geval nogal gevoelig, en ik was redelijk van de kaart.
Ik schreef destijds een artikel voor de Volkskrant over anonieme pestkoppen, en interviewde daarvoor een aantal prominente mensen met veel meer volgers dan ik, die veel stelselmatiger te maken hebben met dit soort verbaal geweld. En allemaal zeiden ze me hetzelfde: “Gewoon blocken. Al die accounts blocken. Zonder blocken heb je geen leven op Twitter.” Daar had ik nog niet eerder over nagedacht. Blocken vond ik zo onaardig. Maar eerlijk is eerlijk: iemand bedreigen is ook niet heel aardig. En dus begon ik te blocken en te negeren. In het begin veel werk, maar al snel merkte ik wat een rust het oplevert.
Ik heb een haat-liefdeverhouding met hitte. De zomer is voor mijn humeur veruit het beste seizoen: licht, buiten, bloemen, groen, water: het kost me mentaal veel minder moeite om overeind te blijven dan in de herfst en de winter, waarin alles in het teken staat van kou, donkerte en vergankelijkheid. Maar lichamelijk is de zomer zwaar.
Sinds ik antidepressiva slik (en dat is al best een tijdje) roep ik altijd dat ik zo’n geluk heb dat ik weinig last heb van bijwerkingen. En dat is ook zo. Relatief gezien heb ik weinig last. Ik hou geen vocht vast, heb geen droge mond, geen constante hoofdpijn. Er is één maar, en dat is wanneer het warmer wordt dan 25 graden. Dan begin ik ’s ochtends te zweten, en hou ik niet meer op. Ik hoef maar drie stappen te zetten (letterlijk) en het zweet gutst van mijn hoofd af.
Een paar dagen geleden voelde ik het. Wat “het” is is lastig te omschrijven wanneer je nooit antidepressiva hebt geslikt, maar het betekent dat de pillen beginnen te werken. Het ziet eruit als: wakker worden en na tien minuten bedenken dat ik me nog niet één keer heb afgevraagd hoe ik me voel. Het is: net voordat ik in slaap val denken aan de dingen die morgen op het programma staan en constateren dat ik in al die dingen best wel zin heb, ook al zijn het geen bijzondere of spannende dingen.
Het voelt als: alsof je zo lang tegen de stroom in hebt gezwommen dat je vergeten was hoe het voelt om met de stroom mee te drijven. En dat de zon schijnt.
Niet dat alles nu vanzelf gaat, maar het gaat in proportie. Gisteren voelde ik me niet lekker. Ik had een koffie te veel gedronken (dom!), ik werkte aan een track die maar niet wilde lukken, het regende buiten, ik keek de Netflixserie over Jeffrey Epstein en verloor me in twijfel aan mijn werk en woede over al het onrecht in de wereld.
En heel even voelde ik: als ik nu mijn pillen niet had gehad, dan was ik zo – hopla – het diepe in gedoken, om pas dagen later weer omhoog te klauteren. Ik haalde adem. Pillen lossen onrecht en twijfel niet op, maar zorgen voor een bodem. En dus stond ik op, en besloot Rudi eerder op te halen bij de opvang. En toen dat vierjarige brokje liefde en energie op me af kwam rennen, knuffelde ze me zo hard dat ik mijn evenwicht verloor en omkukelde.
En ik dreef weer mee met de stroom. En de zon scheen, terwijl het regende.
Acht maanden sukkelde ik. Nee, negen maanden. Vanaf de eerste diepe paniekaanval tot aan het moment, nu acht weken geleden, dat ik mijn oude psychiater belde.
Net voor kerst zeiden mijn ouders al: zou je niet toch gewoon een psychiater zoeken? Ik raakte in paniek, werd boos, begon te huilen. ‘Ik wil niet dat jullie zeggen dat ik het niet goed doe. De huisarts heeft gezegd dat het niet zo ernstig is, en dat het met een paar gesprekken over mindfulness waarschijnlijk gewoon over is. Niet ALLES is meteen een erge depressie.’
Waarom ik zo boos was? Mijn herstelproces, en hoe ik dat aanpakte, was het enige waar ik nog een soort van controle over had. Of het herstellen lukte, hoe ik me voelde, dat was elke dag een loterij. Ik wilde niet dat iemand dat beetje controle van me afnam, ook al zag iedereen hoe slecht het ging en dat er grover geschut nodig was.