Principes heb ik niet in overvloed, maar ik heb er wel een paar waar ik veel waarde aan hecht. De belangrijkste is dat ik probeer mensen open tegemoet te treden, met interesse en belangstelling, en zonder oordeel. Iedereen verdient een kans. Het dwingt me om mezelf steeds weer te verbeteren, en dat vind ik mooi.
Zo kan ik me herinneren dat ik een jaar of vijf geleden een aankondiging zag van de eerste aflevering van Adieu God, het programma waarin Thijs van den Brink mensen interviewt die van hun geloof zijn gevallen. Ik weet nog dat ik iets tweette in de trant van: “OMG, die christenaap van Knevel en Van den Brink gaat solo. Nein!” – of misschien was het nog wel onaardiger. Nog geen minuut later antwoordde Thijs zelf: “Ha Aafke, ik ben benieuwd of je naar mijn programma gaat kijken. Laat me weten wat je ervan vindt!”
Daar stond ik dan, met mijn bek vol tanden. Ik had veroordeeld, en werd op mijn nummer gezet. Ik besloot het programma te kijken, en begon Thijs van den Brink te volgen op twitter. Inmiddels, vijf jaar later, ken ik hem als een goede interviewer, een ontzettend grappige twitteraar, en iemand die erg genuanceerd over het geloof denkt en spreekt. Een leermoment voor Aafke met haar grote bek.
Zo leer ik iedere dag weer bij.
Maar er is één groep die het me stelselmatig moeilijk maakt om me aan mijn principe te houden. Het zijn de inwoners van de Bible Belt. Niet allemaal natuurlijk (laten we mensen niet over één kam scheren), maar het zijn die bible-belters die er geen geheim van maken dat ze alles wat homo is haten. Niet tolereren. Niet eens erkennen.
Toen ik lesgaf kreeg ik eens een mailtje van een vader van een leerling uit 2 gym. We hadden een boek gelezen waarin een jongen van 14 verliefd werd op een klasgenoot – ook een jongetje. “Ik snap niet waarom mijn zoon op school geconfronteerd moet worden met iets onnatuurlijks als homoseksualiteit”, schreef de (gereformeerde) vader. “Wij doen onze uiterste best om onze zoon niet met dit soort dingen in aanraking te laten komen, het is onacceptabel dat hij nota bene op school aan dit soort invloeden wordt blootgesteld.”
Ja, dan houdt het echt even op hoor, met mijn tolerantie. Ik wilde terugmailen dat hij god op z’n blote knietjes zou moeten bedanken dat zijn zoon bij mij in de klas zat. Niet omdat ik zo’n geweldige lerares ben, maar omdat zijn zoontje op die manier een paar uur per dag kon ontsnappen aan de krankzinnige wereld waarin z’n ouders (en z’n kerk) hem wilden laten opgroeien. Ik deed het niet. Ik beet op mijn tong (en toetsenbord), en schakelde de rector in.
Vandaag lees ik dat een Zeeuwse krant z’n excuses heeft gemaakt aan zijn lezers, vanwege een interview met een homo-stel. De (gereformeerde) lezers spraken schande van het interview, voelden zich beledigd. De hoofdredacteur zwichtte, en ging uitgebreid door het stof.
Ik bijt wederom op mijn tong. Ik WIL een tolerant mens zijn. Iedereen in zijn of haar waarde laten. Maar het wordt me zo moeilijk gemaakt. Ik wil horen over je geloof: wat het je oplevert, wat het je kost. Maar wanneer je een hele bevolkingsgroep per definitie afschrijft en er niet over in discussie wil gaan, dan houdt het op. Dan overheerst het gevoel dat jij, gereformeerde medeburger, het toch écht bij het verkeerde eind hebt.
Ik vrees dat ook mijn tolerantie grenzen heeft. Dat vind ik kut. Ik weet nog even niet wat ik eraan moet doen. Tips zijn welkom.
Doe beide: interview gerust homostellen, en druk het af in welke religieuze krant dan ook. Daarna de discussie aangaan en die mensen uitleggen hoe het zit. En daarna excuses maken. Zo krijgen de kinderen op school te horen wat ze moeten horen, de (orthodoxe) ouders krijgen te horen hoe 95% erover denkt. Het is voor ons zo ook een oefening in begrijpen dat niet iedereen zo denkt als wij. Zei Zwagerman niet dat de moeilijkste taak in ons leven is: datgene proberen te denken, wat andere mensen denken? En ik geloof ook dat die niet-tolerante gelovigen het vele malen zwaarder hebben dan wij in dit leven. Waarom zouden we ze het nóg moeilijker maken? Zij vinden alleen vriendschappen en liefde bij hun zielsverwanten. Een kleine wereld. En ook nog hun eigen keuze. Dat moet ons toch aanspreken 🙂