Gedicht: Europalaan

Onderstaand gedicht verscheen in het nieuwste nummer van literair tijdschrift De Gids. Ik schreef het naar aanleiding van het werk van kunstenaar Constant dat deze editie wordt uitgelicht, en specifieker nog, naar aanleiding van het sluiten van de laatste tippelzone van Utrecht, die aan de Europalaan, waar ik woon.

 

Europalaan

Om half acht begon mijn kanker tegen me te praten.
Route opnieuw berekenen. Indien mogelijk: omkeren.
Ergens tussen de bushalte en mijn voordeur
driehonderd meter waarvan vijftig tippelzone
ik hield mijn blik dichtbij.
De eeuwen zijn lang geweest. De dagen korter
maar toch nog lang. We zijn een familiebedrijf sinds 1891.
Ik stak over, het hek was al dicht
de man met de sleutels in de binnenzak van zijn jas
ik had hem wel eens zien lopen, maar niet vandaag.
Wij bieden geen uitkomst. Alles kan anders
maar het zal niets oplossen. Kom, blijf eens staan.
De man met de sleutels in zijn binnenzak
die de prostituees in één draaibeweging scheidde
van de huizenbezitters. We hoefden elkaar niet te zien.
De waarde van ons vastgoed wordt bepaald door moraal.
Loop maar. Wij wachten thuis op je.
Dat mijn kanker in meervoud over zichzelf sprak
was ik inmiddels gewend. Naarmate de maanden verstreken
veroverde hij lichaamsdelen en voornaamwoorden.
Thuis zal ik je danken voor je vruchtbare grond.
Hij deed me graag denken dat we samengevoegd waren
zonder duidelijk kader, maar ik voelde hem zitten
in mijn rechterknie en dijbeen, met uitstralingen richting heup
een autonoom wezen, onvast en boos
kraker van panden, bezetter van slokdarm
mijn kanker woont gratis, onzichtbaar en ruim.
De stoep smal en onverlicht onder bomen, een gele bus zuigt lucht
in het voorbijrazen een zoevend geluid.
Geen hotels hier, de enigen met een slaapplaats
zijn de huizenbezitters achter het hek.
Morgen gaan we op avontuur. Ik zal de wekker zetten
en je uit je slaap houden tot de zon er is
en de rest van de dag en de avond en de volgende nacht.
Je zult smeken om rust. Het avontuur wacht op niemand.
Mijn kanker stelt nooit vragen.

Aan de overkant hield de lange heg op
een rij auto’s kwam tevoorschijn en verlengde zich
met verse aanwas van hatchbacks en stationwagens en SUV’s
met en zonder trekhaak, met en zonder plastic Disneystickers
en zonneschermpjes tegen de ramen geplakt.
Koplampen uit. Radio’s aan.
Wachten in de rij bij de kassa, schuifelend, vol ongeduld
loeren naar andermans keuzes,
niemand heeft je gedwongen. Wit brood. Cola. Dingen vol zout.
Pas achter de heg durven de mannen hun raampjes te openen
hun ogen zoeken telkens eerst bekenden om van te vluchten
daarna de lopende band, daarna de goederen.
Ook zij hebben gekozen. Eerst voor zichzelf,
daarna weer voor zichzelf, en dan pas voor geld.
Zij zijn onverzekerd, zij hopen op meer.
Een hypotheek, een cross-over edition,
een kanker die hen liefheeft.
De categorieën hetzelfde, de keuzes anders.
Kijk naar jezelf: eigenaar van glas en beton
toch ontzegt een man met een sleutel
je iedere avond de toegang tot je bezit.
Waar zijn de meisjes?
De meisjes zijn uitgestorven. Aan de overkant stonden twee benen
met laarzen die in broek veranderden
met hakken om evenwicht bij aan te schaffen
met middenrif en schouderblad
en zonder dat ik het kon zien vermoedde ik stemmen,
ze lieten voicemails achter tijdens kantooruren.
Mijn kanker heeft ooit met hen gesproken
lang geleden, voordat hij bij mij in trok
hij vertelde het met als enige doel
een schokkendere bekentenis te doen dan ik.
Hij vertelde over de benen met laarzen
die onder zijn vingertoppen in broek veranderden
de schouderbladen als hekken op hun rug
wangen als trampolines zonder kinderen
en hoe weinig er gezegd werd.
Hij wees me op het laatste taboe
dat we opgewonden raken van andermans lelijkheid
en de gelatenheid die lelijke mensen tekent
en de dankbaarheid dat we hen aanraken
of betalen of aanraken en betalen of gewoon aankijken.
Wij zijn ook niet mooi, maar we haten onszelf niet
zo legde mijn kanker uit. Macht kost hooguit vijftig euro
iedereen kan het zich veroorloven. Wij slapen altijd beter.
De benen aan de overkant waren in een auto gestapt
de auto was van rijrichting veranderd
en opgeslokt door de heg.

Ik sloeg linksaf, langs het pleintje en de garage
en de wisselende expositie van autowrakken
alles in mijn wijk is kapot of gerepareerd
behalve de huizen van huizenbezitters, die zijn onderhouden
een kwestie van tijdig en gericht investeren
zo legde een buurman me ooit uit.
Links braakliggend terrein waar een school stond
de winter liet gras groeien, er zou gebouwd gaan worden
niemand wist precies wanneer. Een poort wapperde nog
de rest van de omheining ontbrak, mond met één tand.
Mijn kanker zweeg. Bij thuiskomst zou hij er zijn.
Bij ontwaken zou hij er zijn. Soms zou hij praten, soms niet.
Mijn lichaam zijn vastgoed. Niets stond ons ongeluk in de weg.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *