De vakantie is: gelukt.
Ja, ik was iedere ochtend nerveus of het allemaal wel goed zou gaan in mijn hoofd, maar ik was ook gewoon rustig en ik heb genoten van twee dagen sneeuw, van elke dag zwemmen met Rudi (die is 3 en zou het liefst drie keer per dag zwemmen), van uitzicht op de bergen en van kunst kijken in het Ludwig in Keulen (dit hier is Gerhard Richter, de overzichtstentoonstelling van Wade Guyton was ook heel vet).
Ik heb ook een beetje gesjoemeld met niet-werken, want volgende week komt mijn dichtbundel uit en vlak voor zo’n groot moment is het moeilijk om de controle los te laten. Bovendien spookt toch steeds door mijn hoofd: als het coronavirus er maar niet voor zorgt dat mijn boekpresentatie wordt afgelast… maar goed: zo’n vaart loopt het vooralsnog niet.
Merken dat je weer “normale” dingen kunt doen, zoals vakantie vieren, en je werk uitvoeren, is heel fijn. Maar het duurt lang voor de zenuwen en de achterdocht uit je systeem zijn verdwenen. Soms vraag ik me af of het ooit nog echt verdwijnt. Dat je ’s ochtends wakker wordt zonder meteen angstig je mentale buienradar te checken. Maar ik weet ook dat er veel jaren zijn geweest dat wakker worden en aan de slag gaan de normaalste zaak van de wereld waren, dus dat komt wel weer.
Nu eerst maar eens dat boek presenteren.