Vakantie

Ik heb altijd een haat-liefdeverhouding gehad met vakantie. Als kind had ik na een week al mijn boeken uit en wilde ik naar huis. Als volwassene gebruikte ik vakantie om te werken aan dingen waar ik anders geen tijd voor had: het schrijven van boeken, bijvoorbeeld. Sinds mijn nieuwste depressie begin ik te voelen dat ik vakantie ook “gewoon” nodig heb. Even helemaal niks. Geen smartphone, geen email, geen deadlines. Een beetje zoals alle normale mensen, zeg maar.

Afgelopen halfjaar probeerde ik verschillende dingen uit. Ik plande tripjes naar Parijs, maar in mijn enthousiasme bereidde ik die minutieus voor en plande ik de dagen van voor tot achter vol met activiteiten. Eenmaal aangekomen was ik na twee dagen volkomen uitgeput, maar van mijn activiteitenschema afwijken wilde ik niet. Het zou immers toch een leuke vakantie worden? En dus buffelde ik door, met als resultaat een meltdown van heb ik jou daar.

‘Misschien moet je je vakanties niet zo voorbereiden,’ suggereerde mijn therapeut.

‘Ja maar dat is toch leuk? Ik wil wel alle musea gezien hebben, en ik wil ook zeker weten dat ik goede restaurants uitkies, want ik haat het om ter plekke op zoek te moeten gaan naar eten.’

‘Dat kan allemaal wel zijn, maar je stelt zulke hogen eisen aan jezelf als vakantieganger, dat je jezelf alleen maar kunt teleurstellen. Vakantie is ook: niks doen. Kijken waar je zin in hebt.’

Ik voelde me zo dom dat ik daar niet eerder aan heb gedacht. En dus boekte ik een weekje vakantie. Morgen gaan we. Ik heb niks voorbereid, alleen een huisje geboekt en een koffer ingepakt. Ook nu vind ik het spannend: ik ben zo bang de vakantie te verpesten met paniekaanvallen dat ik er haast een paniekaanval van zo krijgen. Want zo werkt depressie. Het is bijna grappig.

(op 14 maart komt mijn poëziebundel LEEGSTAND uit, over architectuur, depressie en Godzilla. Tot die tijd zo nu en dan een kort stukje over depressie)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *