Vijftien was ik, en ik wilde mijn eigen geld gaan verdienen. Ik had vijf weken om te werken in de zomervakantie, en ik wilde eindelijk eens genoeg geld om een garderobe mee aan te schaffen om iedereen bij terugkomst op school de ogen mee uit te kunnen steken. Op mijn verlanglijstje: nieuwe skate-gympen (Etnies, liefst), een broek die zo wijd was dat ik zelf over de pijpen struikelde, en een Adidas-jasje. Het was 2002, en mijn ambitie was fulltime alto worden.
Ik denk dat de V&D de derde winkel was waar ik binnenliep om een sollicitatieformulier in te vullen. Het was de eerste winkel die me terugbelde. Ik kon direct aan de slag, op de afdeling damesmode. De volgende dag al mocht ik op audiëntie komen bij John, de floormanager van de eerste verdieping. In een minuscuul kantoortje met een nog kleiner raampje dat uitkeek op de Waag, en waar het stof me om de oren dwarrelde, tekende ik mijn contract. Stiekem zochten mijn ogen naar een bedrag, en ik vond de cijfertjes binnen een seconde. Twee euro vijfenzestig, mijn uurloon.
De eerste werkdag maakte ik kennis met Harry, de Stofzuiger. Ik gaf hem die naam omdat ik tijdens de uren die we samen doorbrachten graag stiekem tegen hem praatte. Harry was een ouderwets rond model, op vier wieltjes. Hij blies van achteren meer stof uit dan dat hij aan de voorkant opzoog. ‘Je begint ‘s ochtends met het stofzuigen van de hele vloer’, legde John me uit. De hele vloer. Dat waren drie afdelingen: damesmode, kindermode en lingerie. Drie eindeloze afdelingen vol vieze, oude vloerbedekking. ‘Dat moet binnen een half uurtje wel lukken’, liet John me weten.
Bij het kassablok stond een vrouw van in de vijftig, met twee ingezwachtelde RSI-polsen. ‘Dit is Rita’, zei John. ‘Rita doet de kassa. Jij niet. Er staan hier trouwens twee stoelen, maar die zijn niet bedoeld om op te zitten. Die staan daar voor als de arbodienst langskomt. Als ik je erop zie zitten dan lig je eruit.’ Rita gaf me een hand. Haar kortpittige kapsel straalde me knalrood tegemoet.
Ik kreeg twee taken toebedeeld, naast mijn rondes met Harry de Stofzuiger. ‘s Ochtends stond ik bij de kleedkamers. Daar moest ik tellen hoeveel kledingstukken er binnen werden gebracht, en hoeveel er weer naar buiten gingen. Ondertussen moest ik de vele ronddwarrelende stofvlokken uit de pashokjes halen, en – desgevraagd – dames van middelbare leeftijd voorzien van kledingadvies. Het kwam maar zelden voor dat iemand mij om advies vroeg. Ik smokkelde een pen en wat lege bonnetjes mee naar binnen, en schreef stiekem songteksten in krakkemikkig Engels. Ondertussen hoorde ik de ene huisvrouw tegen de andere zeggen dat die driekwartbroek “echt heel vlot!” stond. “Als ik hier ooit uitkom, dan begin ik een band”, schreef ik op een bonnetje, en propte het in mijn broekzak.
‘s Middags was ik vouwmeisje. Met een klein tafeltje op wieltjes schuifelde ik tussen de rekken door, en vouwde stapels shirts met bloemenopdruk op, zodat klanten ze in mijn bijzijn weer overhoop konden gooien. Vaak schuifelde ik met mijn vouwtafel naar een rustig hoekje van de afdeling, uit het zicht van John, en steunde ik met mijn ellebogen op de tafel zodat ik mijn voetzolen even kon ontzien. Ze prikten en tintelden alsof ik een marathon op hoge hakken had gelopen.
Eigenlijk was het altijd rustig op de eerste verdieping. Aan het eind van de middag, als de hele afdeling gestofzuigd en gevouwen was, verveelde ik me zo erg dat ik mezelf verbood om nog op de klok te kijken. Als ik per ongeluk toch keek, dan waren er zelden meer dan vijf minuten verstreken sinds de vorige keer dat ik keek. Elke dag stond ik mezelf één keer toe met een willekeurig kledingstuk het magazijn in te lopen. Daar dwaalde ik door de eindeloze gangen en hallen vol kledingrekken. Als iemand me vroeg wat ik er deed, zei ik dat ik voor een klant op zoek was naar een andere maat.
Vijf dagen per week stond ik daar, acht of negen uur per dag. Aan het eind van de maand had ik bijna driehonderd euro verdiend. Het bruine adidasjasje dat ik kocht draag ik nog steeds. De geur van elk V&D-filiaal was voor altijd verworden tot de geur van intense verveling.
Vanmiddag liep ik er weer, in de V&D. Met een stapel babykleertjes voor drie euro per stuk wurmde ik me tussen het massaal toegestroomde koopjespubliek door richting de kassa. Om me heen: lege schappen, medewerkers die verwoed stapels kleertjes terugvouwen. Moedeloze blikken. De toch al sfeerloze winkel leek plotseling een stervende olifant waar de gieren al rond cirkelen om in het nauwelijks nog levende karkas te pikken.
Ik denk even aan John en Rita, en Harry de stofzuiger. Ik hoop dat ze hun ontslagvergoeding krijgen. En dat hun pensioen niet verdampt is in het zwarte gat van de private equity.
Voor iedereen die zich verbonden voelt met V&D is er een Facebookgroep
gestart onder de naam “V&D – Vroom en Dreesmann – herinneringen en
nostalgie”
https://www.facebook.com/groups/557643317732605/