Buren

‘Kan ik pinnen?’

‘Wablief?’

‘Pinnen.’

‘Wablief?’

‘Met kaart betalen?’

‘Ah, bancontact. Nee, da zal nie gaan.’

 

Hoe lang ben ik nu samen met een Belg? Drie jaar, en ik zal het nooit leren. Hoe meer ik in België kom (mijn record staat op 3x heen en weer in één week), hoe meer ik me bewust word dat ik geen belg ben. En nooit zal worden ook.

Het begint met woordjes. Het eerste jaar verzamelden Bram en ik afwijkend vocabulaire, dingen die in het vlaams-belgisch niet bestaan, of die we in Nederland juist niet kennen. Vertederd lachte hij me uit wanneer ik zjuuderans zei, of krwaasantje, en ik hem wanneer hij het had over appelsiensap en croissants. Na een jaar neem je elkaars vocabulaire over, en lachen vrienden en familie je uit omdat je “buitenlandse” uitdrukkingen gebruikt. Dat is schattig, een teken van versmelting.

Maar na de taal komen de gewoontes. En ik, opgegroeid in het zuiden des lands, heb de verschillen nogal onderschat. Het begint met kleine details. Sommige dingen zeg je niet in België, tenzij je bekend wil staan als een complete holbewoner. ‘Ik moet even plassen’ zeg ik alleen tegen Bram. Wanneer er anderen bij zijn is het: ‘Ik ga even naar het toilet.’ Dingen waar ik in Nederland nooit bij stilsta, maar je leert blikken lezen. Reacties spreken boekdelen.

Hoe dieper je je in België begeeft, hoe minder respect men heeft voor je gele kentekenplaat. In Wallonië moet je uitkijken dat je niet pardoes van de weg wordt gedrukt, zo weinig geduld heeft men er met Hollanders. Waarom? Omdat we schreeuwers zijn die hun autobanen snelwegen kapot rijden, en vervolgens ook nog lopen te zeiken dat er gaten in de weg zitten. Ik snap het ook nog.

Langzaam maar zeker word je je bewust van het beeld dat “de Belg” heeft van “de Nederlander”. Niet omdat erover gepraat wordt, maar vooral omdat je zelf voelt dat je anders bent. Een rare gewaarwording. Als Nederlander in België voel ik me een olifant in een porseleinkast. Ik praat te hard, maak te lompe grappen, ga niet netjes genoeg gekleed. Ik eet te snel, weet niet hoe ik mijn bestek vast moet houden, kijk anderen te indringend aan wanneer ik met ze praat. Ik ben gierig, mijn g’s klinken alsof ik moet kotsen, en ik ben veel te direct.

Vandaag speel ik in Gent, en terwijl ik aan een verkoopster in een winkel probeer te vragen of ik kan pinnen, voel ik hoe ik langzaam verander in een alien. Het komt niet alleen door het onbegrip in haar ogen, maar ook door mijn eigen onvermogen. Ik doe zo mijn best, maar ik leer het nooit.

Vanaf dat moment wil ik elke keer wanneer ik een winkel binnenloop mezelf kleiner maken. Ik probeer zachter te praten, vriendelijker te kijken, de juiste woorden te gebruiken. Het helpt niet: ik ben en blijf die grote kleine, lompe Hollander. Hoe graag zou ik iets meer Belg zijn.

2 reacties op “Buren”

  1. Bas Nelen schreef:

    Herkenbaar… Als we een weekendje Antwerpen, Gent of Brugge doen samen is het nog te overbruggen. Maar met een paar vrienden erbij worden we bijna weggekeken, want: te luid. Toch blijf ik er graag komen.

  2. sebseb schreef:

    Poepen in de stortbak.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *